Volg mijn blog
over communicatie, het leven én Ierland
© 2019 input2media
In een wereld die gedomineerd wordt door nieuws over plofkippen, kilokrakers en vleesfraude, is het een verademming Piet van den Berg te hebben ontmoet. Op uitnodiging van Het Amsterdamse Proeflokaal woonde ik zijn ‘college’ bij over vlees, smaak, bereiding en dierenwelzijn. Van den Berg is een verhalenverteller en daar houdt ons brein van.
Want heb je enig idee waar zich in een koe het zogeheten harinkje, ezeltje en jodenhaas zich bevinden? Waarom ossenhaas een lui stuk vlees is? Waarom je biefstuk never ever met een gekarteld mes moet snijden en het not done is om een tochtige koe te slachten? Vast niet…
En zo ligt daar op maandagavond 90 kilo vlees op het hakblok. Dit is mijn eerste openbare ontleding van een koe. Ik ben sprakeloos van zoveel schoonheid. Piet (71) helt licht voorover en dirigeert zijn mes met een precisie waar je stil van wordt.
Hier werkt een gepassioneerd vakman uit een vroeger tijdperk. Tijdens de handbewegingen moet ik denken aan de anatomische les van dr. Tulp op het schilderij van Rembrandt. Met 25 man/vrouw staan we om Piet heen, uiteraard met een goed glas wijn. Er vallen stiltes, er wordt gelachen en er worden foto’s en filmpjes gemaakt. ‘Die zal mijn dochter niet leuk vinden, ze is vegetariër’, bekent een man. Ik zeg die dochter te begrijpen. Nieuws uit de vleesindustrie wordt gedomineerd door plofkippen, kiloknallers, fraude en dierenmishandeling. Een business om kotsmisselijk van te worden.
Nice to Meat
De koe op dit hakblok, een roodbonte van het ras Maas, Rijn en IJssel, is afgelopen donderdag geslacht. Nu wordt ze op ambachtelijke wijze uitgebeend en uitgesneden. Dat vergt kracht. De witte jas blijft onberispelijk. Dat uitbenen leerde Piet op 7-jarige leeftijd van zijn vader. Toen-ie 12 jaar was slachtte hij zijn eerste koe en het jaar daarop draaide hij voltijds mee in de slagerij. Voor hij die in het midden van de jaren 70 overnam, rondde hij in Utrecht zijn opleiding af aan de slagersvakschool.
Bloedlijn
Piet doceert: ‘Vlees moet zacht zijn, smaakvol en niet stug. Vlees moet een bite hebben, je tandjes moeten ook wat doen. Daarmee maak je de smaak los en die moet blijven hangen. Als je servet dezelfde smaak heeft als je vlees, dan is je vlees niet oké. Zorg ook dat je een relatie krijgt met je slager, dan weet–ie wat je lekker vindt en van welk deel hij precies moet snijden’.
We stellen Van den Berg vragen over olijfolie, roomboter, aanbraden en misstanden in de vleessector. Van dat laatste walgt de topslager. Ook bij het keurmerk ‘biologisch’ zet hij vraagtekens. ‘Dat etiket zegt namelijk niets over dierenwelzijn en dát is waar kwaliteit om draait’ aldus Van den Berg. ‘Bij ons wordt elke koe wordt van het begin tot het einde gevolgd en krijgt persoonlijke aandacht’. De beesten worden in een vaste bloedlijn gefokt, dat doet Piet samen met een mester uit Berkel en Rodenrijs. Die twee hebben een eigen krachtvoer ontwikkeld, dat net zo geheim is als het recept van Coca-Cola.
Transport
‘Onze koeien gaan op eigen transport, vreemden zorgen alleen maar voor stress. De dieren worden machinaal gemasseerd, krijgen één keer per week een voetbad en af en toe komt de pedicure’. Opnieuw gelach. Op de achtergrond bereiden chef-kok Richard Aloserij en Jeroen Kistemaker van Nice to Meat het vlees. En verdomd, het verhaal van Piet klopt. Dit is goddelijk lekker!
Rake al gezien? Of pak je toch eerst nog even seizoen 5 van Orange is the New Black op Netflix? Die trailer van I love Dick op Amazon is trouwens ook cool. Veel series, weinig tijd, herken je dat? Ik zit qua kijktijd aan mijn tax.
Want je wilt niet drie avonden per week flixen met je lief, maar ook een boek of krant lezen; andere mensen ontmoeten; je stierlijk vervelen of de kroeg in. Het aanbod op tv – of hoe je het huidige scherm ook noemt – is overweldigend. Er is 24/7 beeld en nog eens beeld.
Schoonmoeder
Overdaad schaadt zegt het spreekwoord en adviesbureau PwC schijnt te bevestigen wat ik links en rechts om mij heen hoor. Zo grapte een kennis: wat is de overeenkomst tussen mijn schoonmoeder en mijn afspeellijst? Ik kom er allebei niet aan toe…’ Door het reusachtige aanbod van series is er een verzadiging aan het ontstaan, aldus PwC (bron: Global Entertainment & Media Outlook).
Adverteren
Een kentering in de entertainmentindustrie, ik juich dat toe. Zo worden creatieven nog meer gedwongen om na te denken over wat ze willen vertellen en laten zien. Hopelijk leidt dit tot meer verscheidenheid, minder bagger en een betere interactie met gebruikers (userexperience). Volgens PwC gaan bedrijven de komende jaren ook minder adverteren. Organisaties kopen voor minder geld steeds beter gerichte reclame in. Ook dat is goed nieuws. De lat komt hoger te liggen. Opdrachtgevers zullen zich op vorm, inhoud en doelgroep nog beter willen onderscheiden.
By the way, die Australische serie Rake is een aanrader. Die advocaat neukt en zuipt zich een slag in de rondte, maar is verschrikkelijk goed in zijn vak.
Een persreis, of andersoortige bijeenkomst met journalisten, hoort je reputatie te versterken, maar kan die ook grondig verzieken… Dat heb ik als voormalig redacteur/verslaggever regelmatig ondervonden. Daarom 15 do’s and dont’s. En heb je aanvullingen, suggesties of wil je ervaringen delen, reageer dan even.
Doe er je voordeel mee. We zijn uiteraard altijd bereid om je ontmoeting met de pers tot een succes te maken.
Je moet als slim IT-bedrijf wel lef hebben om reclamespots uit te zenden die bloedirritant zijn. En over die campagne is nog nagedacht ook. Incentro flikt het. Ik vind de commercials drie keer niks en heb Paul Baan gebeld. Hij is boardmember bij Incentro en verantwoordelijk voor alle communicatie.
Fokke & Sukke gehaald. Het Radio1-journaal. Op Twitter zijn er lui die jullie dood wensen en zelfs ik steek er kostbare tijd in. Was dat de bedoeling?
Paul Baan: ‘Lacht. Bekritiseerd worden is nooit leuk, heel simpel. Maar wetenschappelijk is bewezen dat mensen die bak kritiek niet meteen associëren met ons merk. Het ligt allemaal wat genuanceerder. Op het totale bereik richten we geen schade aan en over een maand of twee is dat gevoel weg. Dat blijkt althans uit onderzoeken. En het is maar een klein groepje mensen dat last van ons heeft. Klagen hoort bij Twitter, dat is open riool met meningen. Als je opvalt, zoals wij nu doen, heb je haters en lovers. We krijgen overigens ook leuke reacties’.
Anti-reclame met een heus doel?
Paul Baan: ‘Ja! Incentro was 12 jaar vrijwel onzichtbaar. Dit is begonnen als een pure naamsbekendheidcampagne en bedacht door het Maatschap voor Reclame. Zij hebben hun strategie wetenschappelijk onderbouwd. Byron Sharp is een marketingprofessor in Australië. Hij heeft de effecten van campagnes onderzocht en weet wat wel en wat niet werkt. Volgens hem blijft er van alle concepten niets overeind. Je moet echt alleen maar opvallen, dát is zijn boodschap. Opvallen maakt een merk beschikbaar. Ze moeten ons kennen. In een verkoopgesprekleggen we daarna uit wie we zijn en wat we precies doen’.
Alle 300 medewerkers happy met deze marketingstrategie?
Paul Baan: ‘Nou, dat wisselt. Ons personeel is een dwarsdoorsnede van Nederland. Er zijn er die zich ervoor schamen. En ik ben het met je eens, wat we vertellen is niet erg inhoudelijk’.
Dat bedoel ik. Dutch BI-award gewonnen. Best Workplace in 2017. En dan in een lullig spotje oproepen om je kind Incentro te noemen. Die onzin keert zich toch tegen je?
Paul Baan: ‘Onderzoek van Byron Sharp onder Cola-drinkers heeft uitgewezen dat Pepsi-haters uiteindelijk bij afwezigheid van Coca-Cola voor de bijl gaan. De emotie die men op een product plakt leidt niet tot anders handelen. Onze naamsbekendheid groeit. Uit een eerste meting blijkt dat 40 van de 100 mensen nu van Incentro heeft gehoord. Een jaar geleden waren dat er nog maar 4 van de 100. Om in aanmerking te komen voor grote contracten moet men op board level niveau van je hebben gehoord’.
Tot slot. Die radiospot over Trump met z’n oranje kop, kun jij daar zelf om lachen?
Paul Baan. ‘Lacht. Jazeker! Om álle foute grappen over die man trouwens’.
De catalogus is uit. En wat voor één. Ik heb 2017 even vergeleken. Deze editie is retegoed, maar net iets tè gezellig.
Natuurlijk alle lof voor de copywriters. Wie zijn die anonieme stylisten die zo hartstochtelijk over lampenkappen, plantenhangers en vloerkleden schrijven? Ik neem je graag even mee, de catalogus in.
Louterend
Direct al in de inleiding, pagina 3, neemt het Zweedse concern stelling. ‘Bij IKEA maken we producten voor mensen. Want consumenten zijn bedacht door grote bedrijven’. WoW. Bam, dat getuigt van lef. Wat een inzicht in hoe de verhoudingen echt liggen. Mensen, u en ik dus zijn (weer?) het ijkpunt. Daar is over nagedacht, maar het moest nog wel even op papier.
Verwarde types
Over mensen met verwachtingen is te lezen: ‘Je leven thuis zit ook vol verwachtingen. Die zijn meestal ingewikkeld. En ze maken van jou iemand die je eigenlijk niet wilt zijn. In deze catalogus gaan we de strijd aan met die negatieve verwachtingen. Want we staan aan jouw kant’. Wat een zalige handreiking. Is dit een stille hint van de auteurs? Er heerst ongenoegen, mensen zijn bang en stemmen PVV. ‘Het hoeft ook helemaal niet perfect te zijn’, vervolgt IKEA. ‘Je mag gewoon knoeien, en af en toe een elleboog op tafel is ook niet erg’. Weg schuld en schaamte. Ik zeg halleluja.
Herinneringen maken
Wat verder opvalt is dat het vorig jaar door IKEA geïntroduceerde concept van ‘samen een herinnering maken’ nu eindelijk wordt uitgewerkt. Want, waar doe je dat precies? De editie van 2017: ‘Herinneringen maak je aan de hier-kan-alles-tafel, terwijl je kookt-als-niemand-kijkt of desnoods als je even weg bent op je eigen balkon. Laat het gebeuren, niets moet alles kan’. Magistraal toch? En zou het maken van die herinnering om wat voor reden dan ook niet lukken, dan kun je dat altijd met je mediator bespreken op zijn turquoise chaise longue van Finnsta. Waarop hij of zij je dan vast zal antwoorden: ‘Maar hebben jullie dan nog niet een Socker plantenkas in huis? Want zo hou je samen contact met de natuur’.
Er is geen ontkomen aan. De IKEA-gids 2017 verschijnt in een oplage van 213 miljoen exemplaren in 48 landen en in 32 talen. De Zweedse multinational had vorig jaar een omzet van 31 miljard euro.
Hallo Hilversum, is u daar? Is er iemand die Nieuwsuur-verslaggever Tom Kleijn tot de orde kan roepen? Hij verslaat de Republikeinse Conventie in Cleveland, maar beging vannacht een journalistieke fail op Twitter: ‘Kom net van de conventievloer. Een paar duizend verwarde mensen bij elkaar’.
Pardon, verwarde mensen? Hoe komt de journalist tot dat oordeel? Bijna dagelijks lezen we over verwarde mensen. Die klimmen bloot in bomen, vermoorden hun gezin, plegen aanslagen, bezorgen overlast en komen zorg tekort. Onder de deelnemers aan de Conventie bevindt zich Geert Wilders, fan van presidentskandidaat Donald Trump. Ik vind die twee mannen er enge ideeën op nahouden, maar mijn persoonlijke mening doet er in dit verband niet toe. Ik wil de deelnemers aan de Conventie maar wat graag beter begrijpen. Wat zijn de feiten? Het nieuws verslaan voor de NPO is het werk van Kleijn, hij wordt daar met publiek geld voor betaald en zijn rol als brenger en duider van het nieuws uit het machtigste land van de wereld is belangrijk. Zeker aan de vooravond van de Amerikaanse verkiezingen.
PVV
Zijn tweeregelige tekst zonder duiding speelt de PVV in de kaart. En verder iedereen die vol blijft houden dat Nieuwsuur wordt gemaakt door linkse journalisten. Kleijn zou zich aan de feiten moeten houden: wie, wat, waar, wanneer en hoe. Dat is al lastig genoeg weet ik uit ervaring. Maar hij zou er ons als nieuwsconsument een grote dienst mee bewijzen. Aan de vooravond van de Amerikaanse verkiezingen zit niemand te wachten op ongenuanceerde en ongefundeerde boodschappen. Die veroorzaken vooral verwarring, schaden het vak en de geloofwaardigheid van een belangrijke nieuwsrubriek.
Big data leveren weinig op, worden zwaar overschat en daardoor is het management in organisaties een beetje de weg kwijt. Die boodschap is natuurlijk vloeken in de BI-kerk* maar Martin Lindstrom mag dat schrijven. Die man is een autoriteit in zijn vak (check wiki). Nog een schep erbovenop: ‘Als data tot betere emotionele beslissingen zouden leiden, dan zouden accountants het culturele prototype zijn voor fantastische minnaars’.
Lindstrom is marketeer, branding-specialist. Hij verzamelt in opdracht van grote merken small data. Dat is ook de titel van zijn nieuwste boek. Small data heeft veel weg van een ouderwetse Jules Verne. Skip zijn onzin over big data en je houdt een interessante ontdekkingsreis over. Die voert langs 77 landen bij de mensen thuis, want dat is wat ‘ie doet. Onder het motto: als je wilt begrijpen hoe dieren leven, moet je niet naar de dierentuin, maar naar de jungle. Martin Lindstrom interviewt mannen, vrouwen en kinderen. Hij opent laden, keukenkastjes, neust door boeken, tijdschriften, muziek- en filmcollecties en downloads. Hij inspecteert tasjes, portemonnees, online zoekacties, Facebook-pagina’s, Twitter-feeds. Bestudeert Siberische koelkastdeuren, bezoekt bioscopen in het Midden-Oosten, speelgoedwinkels in Amerika en bierkelders in Brazilië. Op zoek naar wat? Naar kleine aanwijzingen die mogelijk kunnen leiden naar grote trends.
Verlangen
Natuurlijk geeft ons online-gedrag veel informatie, maar die gaat Lindstrom niet diep genoeg. Voor onze dromen en verlangens moet je niet op de homepages zijn, maar in de huizen van gewone mensen. Dus jaagt Lindstrom zoals hij dat zelf noemt, op ons emotionele DNA. ‘Verlangen is namelijk altijd gekoppeld aan een verhaal, en aan een leemte die opgevuld moet worden: een hunkering die zowel bewust als onbewust het menselijk gedrag infiltreert, beroert en motiveert.
Wederopstanding
Lindstrom heeft met zijn small data-aanpak o.a. LEGO van de ondergang gered. En nog een dozijn andere bedrijven. Bij LEGO ging dat als volgt. Toen halverwege de jaren 90 Atari en Nintendo bezig waren met hun opmars, zag de Deense speelgoedfabrikant de bui al hangen. Hoe houden we in hemelsnaam de belangstelling van die opkomende, digitale generatie? Zijn wij zo langzamerhand uitgespeeld? Big data-onderzoeken leken te bevestigen dat kinderen hun vermogen tot fantasie en creativiteit dreigden kwijt te raken. Het management van LEGO besloot grotere stenen te gaan maken. Om het spelen te vereenvoudigen. Er kwamen themaparken, boeken, tijdschriften en een kledinglijn voor kinderen. De Deense speelgoedfabrikant dreef steeds verder weg van zijn kernactiviteit. Rond 2004 wordt Lindstrom bij het bedrijf binnengehaald. Hij onderzoekt bij een grote groep jongetjes van een jaar of tien, elf wat LEGO voor hen nu zo bijzonder maakt. Aan een jongen in Duitsland wordt gevraagd op welk van zijn spullen hij het meest trots is. Hij wijst op een paar versleten Adidas-sneakers. Die zijn zijn trofee. Ze waren zijn meesterwerk en bewijsmateriaal dat hij een van de beste skateboarders van de stad was.
Nintendo, Atari. De spelgiganten zouden Lego wel even van de kaart vegen…
Vakmanschap
Lindstrom: ‘Op dat moment, bij het zien van die sneakers, viel het kwartje. Nieuwe ideeën komen voort uit het combineren van twee dingen die nog nooit eerder zijn gecombineerd. Die theorieën over tijdgebrek, directe beloning en creativiteit? Die leken de plank volkomen mis te slaan. Kinderen krijgen sociale acceptatie bij hun leeftijdsgenoten door te spelen en een grote bedrevenheid te krijgen in de door hen gekozen vaardigheid, wat die vaardigheid ook mag zijn’. LEGO moest niet simpeler, maar moeilijker. Met dat inzicht, verkregen uit small data, besloot het bedrijf het roer om te gooien. Het bracht de steentjes niet alleen terug naar de originele grootte, het begon zelfs meer, en kleinere, steentjes in de dozen te stoppen. Omdat het de fans gaat om het meesterschap, het vakmanschap. Een conclusie die voorspellende analyses en big data hadden gemist. De steentjes zijn nu gedetailleerder, de handleidingen preciezer, de constructiemogelijkheden uitdagender en arbeidsintensiever. Met een omzet van ruim 2 miljard dollar (in 2014) doet LEGO weer helemaal mee. Hier op de foto mijn buurjongen Bas Blijleven, ook zo’n vakmannetje. Small data staat vol met dergelijke succesverhalen, ik bedoel: ontdekkingen.
Moeilijker, uitdagender. Daar wordt mijn buurjongen Bas Blijleven vrolijk van!
Tot slot, de schrijver zelf: ‘Een stukje small data op zich is vrijwel nooit betekenisvol genoeg om tot een conclusie te komen of een hypothese te kunnen opstellen, maar in combinatie met andere over de hele wereld verzamelde inzichten en observaties, leiden al die data samen tot een oplossing die de grondslag vormt voor een toekomstig merk of bedrijf’. Dat is een prettige nuancering. Big data en small data hoeven elkaar namelijk helemaal niet uit te sluiten.
Small data | Door: Martin Lindstrom | ISBN 978940007319 | Prijs: 19,99
* met BI wordt Business intelligence bedoeld. BI staat voor het verzamelen en kunnen analyseren van data. Die data wordt omgezet in informatie met als doel organisaties slimmer te kunnen laten werken. Dit blog is geschreven in opdracht van BI-specialist HippoLine B.V.
Een nieuwe lente een nieuw geluid bij Albert Heijn. En dat werd tijd, want na het vertrek van acteur Harry Piekema heeft de supermarkt toch eigenlijk geen fatsoenlijke tv-commercial meer gemaakt. AH is de afgelopen twee jaar links en rechts ingehaald door Jumbo en C1000. Met ‘Everybody Appie’ slaat AH eindelijk terug.
Eenvoud, dat is de kracht!
En hoe. De tv-spots zijn vanaf eind volgende week te zien. Om te beginnen in een serie van vier. In iedere commercial staat iemand centraal die laat zien wat zijn of haar relatie is met AH. Magda, een dame op leeftijd, bijt het spits af. Ze bestelt via internet de boodschappen, maar dat heeft ze wel moeten leren. Boodschap: ook eigentijdse bejaarden moeten met hun tijd en dus met AH meegaan. Magda is elke week weer blij dat die leuke, keurige (blanke) jongen de boodschappen aan huis komt brengen. Flinterdunne story, maar gewoon slim verpakt. De hele campagne is van een kinderlijke eenvoud. Neem alleen al de pay-off: ‘Everybody Appie’. Reclamejongens en –meisjes kunnen zichzelf voor de kop slaan: waarom ben ik daar niet opgekomen? Ik sla die vraag even over en constateer opnieuw dat succes veelal schuilt in eenvoud. Of, zoals mijn neef Nick Batenburg zou zeggen: een goed idee kan op één bierviltje. Bijzonder dat AH daar twee jaar over heeft gedaan. Met Magda zijn ze weer op de goede weg en kan marketing weer (even) vooruit. Ik ben happy en benieuwd naar die andere karakters en verhaallijnen.
Dat is de pakkende titel van een tentoonstelling in Museum Gouda over Erasmus. Aan de rand van de stad hangen vlaggen en banners, er is lichtmastreclame en de affiches zijn prachtig! Een diepe buiging voor de PR. Een sterk staaltje (stads)marketing.
Concedo nulli – Ik wijk voor niemand – was Erasmus op het lijf geschreven. Die tekst droeg hij bovendien met zich mee, in een ring aan zijn vinger. Zo trok hij de wereld in. Met twee ezels, één voor hemzelf en de ander voor zijn boeken. Hij sloot interessante vriendschappen. En zijn gedachten en geschriften waren zo origineel, dat we het er 500 jaar later nog over hebben. Erasmus stak niet zonder risico zijn nek uit.
Als deze grote geest ons een spiegel voor zou kunnen houden, wat zien we dan? Op dat punt valt de tentoonstelling tegen. De thema’s van Erasmus en zijn tijd komen prachtig aan bod, maar de verbinding van het verleden met de toekomst – één van de kernrollen van een museum – is afwezig. En dat is jammer, want ‘Ik wijk voor niemand’ is actueler dan ooit.
Want hoe ging Erasmus te werk? Wat waren de obstakels waarmee hij werd geconfronteerd? Erasmus was tolerant, ijdel, hield van goede wijn en was zijn tijd ver vooruit. Hoe zou Erasmus hebben geacteerd in deze angstige, onzekere tijd? Heeft zijn optreden een tijdloze, universele boodschap waar bedreigde raadsleden, politici, gekleurde voetballers, gediscrimineerde homo’s, moslims en vrouwen door worden geïnspireerd?
De tentoonstelling duurt tot 26 juni 2016. Museum Gouda, Achter de kerk 14.
Wel of niet met mij eens? U w reactie is welkom.